Onderstaand een begrippenlijst voor de verschillende termen die gebruikt worden in de gitaarversterker techniek. De termen en begrippen zijn in alfabetische volgorde opgesteld en zullen mettertijd daar waar nodig bijgewerkt worden.
De bias is belangrijk voor de levensduur van een buis. Dit is dan ook een term die veel gebruikt wordt in de buizenversterker techniek en verwijst nar een bepaalde instelling van het ruststroomniveau van de buizen in de versterker. Wanneer je niet op je versterker speelt, zal er een bepaalde ruststroom vloeien door de buizen. Is de bias instelling te laag, dan kan als je weer gaat spelen de buis overbelast raken, waardoor deze sneller gaat slijten. Is de biasinstelling te hoog, dan kan deze ook te snel slijten.
Het is dus belangrijk een balans te vinden in de bias instelling. Dit is afhankelijk van de soort buis die gebruikt wordt en de specificaties van de versterker. Het is dus niet zomaar even een buis vervangen, dat zul je over moeten laten aan een ervaren technicus.
Biasing is het proces zoals beschreven onder “Bias”. Het instellen van het ruststroomniveau van elektronische componenten.
Dit wordt gedaan met behulp van meetinstrumenten, bijvoorbeeld een multimeter.
Om de levensduur van buizen te verhogen, zal deze af en toe gecontroleerd moeten worden, aangezien dit niet alleen de prestaties kan verbeteren maar zeker ook de levensduur van een buis.
Clean is het signaal dat uit een gitaarversterker komt zonder dat het vervormd wordt. Het natuurlijke signaal zogezegd, onaangetast. Je directe signaal vanuit je gitaar.
Je moet het zien als het basisgeluid van je versterker. Zo weet je, wanneer je later effecten gaat toevoegen, dat je in ieder geval alleen de knoppen van je effecten moet aanpassen om een bepaalde sound te creëren. Zo weet je dat je gewenste sound niet beïnvloed wordt door je versterker. Je versterker is “clean”.
Clean kan worden bereikt door de “Gain” te verlagen en je volume laag te houden. Zo gaat de versterker minder hard en krijg je een helder, onvervormd geluid.
Vaak is er op je versterker een apart clean kanaal wat handig kan zijn. Je kunt zo switchen tussen je kanalen om de gewenste sound te bereiken.
Een comboversterker is een gitaarversterker met versterker en luidspreker(s) in een. Anders dus als bij een “Head” en “Cabinet” opstelling, waarbij de versterker en de luidspreker(s) gescheiden zijn en verbonden worden met een speaker-kabel.
Comboversterkers zijn makkelijker te verplaatsen, en zijn ook vrij populair om, mee te reizen. Ze zijn in verschillende vermogens verkrijgbaar voor zowel transistor- als buizenversterkers.
Contour is een wat breder begrip. Afhankelijk van de versterker kan het een soort toonregeling zijn waarmee de hele klankleur aangepast kan worden. Maar kan ook specifieke frequentie gebieden aanpassen van je geluid.
Zo zou je de bass en treble kunnen aanpassen waarbij je een meer “scoop”-achtig geluid krijgt, waarbij de midden tonen zijn verminder (denk aan het verhaal van de Fender versterker verderop op deze pagina). Of juist midden tonen toevoegen voor een mid boost effect wat zeer handig is bij een solo op je gitaar (lead).
Zoals voorheen al gezegd hangt het effect van de contourregeling sterker af van welk type versterker je gebruikt.
Een eindversterker wordt ook wel vermogensversterker genoemd. Deze zorgt er voor dat het signaal, afkomstig van de voorversterker, hoog genoeg is om naar een speaker gestuurd te worden. De eindversterker is het laatste deel van de route van het signaal vanuit je gitaar.
De EQ is een afkorting van het Engelse woord “Equalizer”. Het wordt vaak in deze verkorte vorm uitgesproken om een verwijzing te maken naar de loonregeling van bijvoorbeeld een gitaarversterker.
EQ-regelaar kunnen de frequentie, in geval van bijvoorbeeld de “Bass”‘, “Middle” en “Treble” draaiknoppen, in een bepaald frequentiegebied verhogen of verlagen.
Equalizers zijn een belangrijk onderdeel voor je geluid, maar zeker niet het enige onderdeel.
Zie ook EQ.
Een FX-loop wordt ook wel een effectenloop genoemd. De FX-loop zit tussen je voor- en eindversterker in zeg maar. Hierdoor kun je, voordat je het uiteindelijke signaal naar je eindversterker stuurt, het signaal nog beïnvloeden door bijvoorbeeld effectpedalen. De effecten lus herken je aan de “Send” en “Return” aanduidingen, meestal op de achterkant van de versterker.
Dit kan erg nuttig zijn wanneer je effecten gebruikt die beter klinken na een voorversterker als dat je ze er voor zet. Verder kan het interferentie en ruis verminderen, die sommige effecten wat meer kunnen veroorzaken.
Sommige gitaristen prefereren het echter om alles voor de voorversterker te sturen. Hangt ook vooral van je voorkeur en natuurlijk smaak af. Ook heeft niet iedere versterker een FX-loop.
De gain is het niveau van versterking om het ingangssignaal van de versterker op te krikken. Het wordt gemeten in decibels (dB) en bepaalt hoeveel harder het signaal wordt versterkt ten opzichte van jouw gitaarsignaal. De gain wordt vooral gebruikt om het gitaarsignaal op te krikken om een bepaald geluid te creëren, afhankelijk van of je lichte of wat zwaardere oversturing wilt creëren. Des te hoger je de gain (versterking) zet, des te agressiever zal het geluid worden door de steeds hoge wordende vervorming.
Dus de gain-knop op je versterker regelt de versterking van het zwakken gitaarsignaal, afkomstig van de elementen op je gitaar. Meestal als je naar rechts draait wordt de versterking hoger, zet je hem omlaag zal de versterking minder worden. Zo kun je je gitaargeluid een bepaalde kleuring geven en je gewenste geluid afregelen. Maar let op, overdrijf de gain niet want het kan weer tot ongewenste geluid leiden zoals ruis en feedback. Je wilt ook weer niet een oncontroleerbaar geluid hebben.
De head en cabinet is een gitaarversterking systeem in 2 delen. De head is je gitaarversterker, kan een buizen- of een transistorversterker zijn, en het cabinet is het luidsprekerdeel.
De head omvat dus de elektronica om het geluid te versterken en je tonen in te regelen via bijvoorbeeld gain en EQ. Soms ook effecten. En heeft een vermogensversterking om de speakers te kunnen voeden.
Het cabinet kan uit 1 of meerdere speakers bestaan. Er zijn vele configuraties mogelijk, met bijvoorbeeld 10-inch speakers of 12-inch speakers. Hierbij is de impedantie ook erg belangrijk. Want als de impedantie van Head en Cabinet niet matchen, kun je schade aan je apparatuur krijgen. Verder is het belangrijk goede speakerkabels te gebruiken.
Voordeel van zo’n systeem is dat je je geluid kunt “customizen” oftewel afregelen op jouw manier. Je kunt zo verschillende soorten Heads of cabinets combineren om de boel te personaliseren. Bijkomend voordeel kan zijn dat het makkelijk te vervoeren is omdat ze los staan van elkaar.
Headroom is een begrip om aan te duiden en te beschrijven hoeveel power kan leveren voordat het signaal (sound) begint te klippen of oversturen.
Als je zegt: er is wat “Headroom” over, wil dat zeggen dat je wat reserve over hebt en, zeg maar. Je hebt nog wat over voor het geval je het nodig hebt in bepaalde situaties.
De impedantie is vooral bij losstaande cabinets iets om rekening mee te houden. De impedantie is de elektrische weerstand die het cabinet levert aan de versterker waar hij mee verbonden is. Kijk verderop op deze pagina voor meer informatie.
Interferentie is een ongewenst effect waarbij meerdere signalen, zoals jouw gitaargeluid (signaal) en andere signalen, mekaar tegenkomen. Hierdoor veranderen ze zich mekaar, waaronder hun frequentie, door het overlappen van elkaar. Dit kan leiden tot storingen en ongewenste effecten dus verlies van je gewenste signaal.
Interferentie kan door verschillende bronnen worden veroorzaakt. Elektromagnetische straling, elektrische apparaten, maar ook door slechte bedrading. Denk bijvoorbeeld aan storingen door radio- en of televisiesignalen.
Klasse A is een aanduiding van het type buizenversterker van zeer hoge kwaliteit. Bij deze versterker wordt het ingangssignaal continu versterkt, hetgeen inhoudt dat de versterker altijd actief is. Dit zorgt voor een hoge kwaliteit maar hogere operationele kosten en hitteontwikkeling.
Onder de gitaristen is deze vorm van versterker erg populair, onder andere ook dat het signaal bijna niet wordt vervormd door de schakeling in de versterker zelf.
Een nadeel kan zijn dat de versterker niet zo makkelijk over stuurbaar is, wat weer een probleem kan bij bepaalde muziekstijlen.
Een klasse B versterker springt efficiënter om met zijn energie verbruikt door anders om te springen met het ingangssignaal. Het signaal wordt op een slimme manier gesplitst en zodanig omgezet dat de versterker alleen actief is waanneer het nodig is. Minder stroom en minder hitte als gevolg.
Een klasse AB versterker is een combinatie van een Klasse A en Klasse B versterkingstechnieken.
Een voordeel hierbij kan zijn dat het de nauwkeurigheid heeft van een klasse A versterker en de efficiëntie van een klasse B versterker. Minder stroom verbruik en minder hitte ontwikkeling met toch een hoge geluidskwaliteit.
Het master volume regelt het totale volume van je gitaarversterker. Deze kun je meestal vinden op versterkers die een aparte voorversterker (pre-amp) en eindversterker hebben. Het mastervolume regelt als het ware je volume dat naar je output gaat, wat handig kan zijn als je je gehele volume omlaag wilt zetten zonder dat de kleuring en klank van je geluid veranderd. Zo kun je altijd dezelfde klank behouden, bij hoog of laag volume.
Een OpAmp – Operational Amplifier – in Nederlands operationele versterker is een component dat in verschillende plekkern in het elektronica circuit wordt gebruikt. Het is een geïntegreerde schakeling die een zeer hoge versterking biedt en heel nauwkeurig werkt.
Aangezien ze relatief goedkoop en makkelijk te gebruiken zijn, wordt er veel gebruik van gemaakt.
In een gitaarversterker zie je ze vaker terug voor de toonregeling waar ze als een soort filter gebruikt worden om de signaalsterkte van het ingangssignaal te behouden.
Ook in de gitaren effecten lus (FX-loop) zie je ze vaak terug. waar ze als een soort buffer fungeren en de signaalsterkte van het ingangssignaal wordt behouden. terwijl het signaal door de effectenpedalen gaat. Hierdoor wordt voorkomen dat het signaal verzwakt of vervormd wordt door het gebruik van de effecten.
De Presence knop is een toonregelingsknop die het hoogfrequente gebeid van je versterker beïnvloed. De hoger frequentie tonen worden versterkt als het ware, waardoor je meer helderheid en scherpte van het geluid krijgt.
Meestal des te meer als je deze knop naar rechts draait, des te meer worden de hoge frequenties versterkt. Dit kan nuttig zijn bij bepaalde muziekstijlen waar binnen je actief bent. Vooral voor Metal of Rock kan dit handig zijn.
Wanneer je de knop meer naar links draait, worden de hogere frequenties juist verzwakt, wat weer nuttig kan zijn in bijvoorbeeld Blues of Jazz.
Deze knop is dus wel een handige toevoeging op je gitaarversterker.
Een solid state gitaarversterker maakt gebruik van transistoren. Zie ook de term Transistor.
Een toon regeling is een equalizer-circuit op je gitaarversterker waarmee de kleur van het versterkte gitaargeluid kan worden aangepast. Meest voorkomende is:
Met het gebruik van de toonregeling heb je veel mogelijkheden om je geluid naar jouw wens aan te passen. Maak er alleen op een gepaste manier gebruik van aangezien het van invloed kan zijn op het vermogen en de balans van het versterkte signaal.
Een transistor is een halfgeleider component die gebruikt wordt in gitaarversterkers die geen buizen omvatten.
Scoop is een term die wordt gebruikt om een bepaald type klank weer te geven, waarbij eigenlijk de middenfrequentie in de EQ van je gitaarversterker sterk zijn verminderd. De bass en hoge frequenties domineren hier eigenlijk zeg maar. Het klinkt voor sommige als smeuïg of donker in de oren.
Een scoop functie vind je vaker op versterkers met meerdere kanalen zodat je makkelijk kunt switchen wanneer je een ander geluid nodig hebt onder bepaalde omstandigheden.
De scoop functie kan ook wel eens populair zijn bij bepaalde Metal bands die een zwaar en agressief geluid gebruiken, want de klank leent zich heel erg voor powerchord en riffs in deze stijl. Aangezien de midden frequenties ontbreken, krijgt de versterker meer headroom kunnen de lage en hoge tonen floreren, waardoor de sound zwaarder en krachtiger wordt.
De voorversterker of pre-amp versterkt het zwakke signaal, afkomstig van je gitaar, voordat het de eindversterker in gaat. In een voorversterker worden ook vaak effecten toegevoegd, zoals distortion/overdrive of reverb.
Verwijzing naar het vermogen van een gitaarversterker Dus eigenlijk de hoe luid een versterker gaat.
Des te hoger het vermogen of wattage, des te luider kan op een versterker gespeeld worden zonder dat het geluid gaat vervormen.
Voor thuisgebruik hoeft dit niet meer te zijn als 5-30Watt (ook afhankelijk welk soortversterker je gebruikt aangezien een buizenversterker nog al luider kan zijn als een transistorversterker bij hetzelfde vermogen.
Voor live optredens wordt toch al meestal 50-10Watt of meer genomen. Het spreekt natuurlijk voor zich dat hier meer vermogen nodig is, als dat je thuis in een huiskamer bent aan spelen.
De ingangsimpedantie is een belangrijke interactie tussen de gitaar en de gitaarversterker en invloed heeft op het geluid dat wordt geproduceerd.
Dit ligt er vooral aan over welke soort gitaarversterker we spreken. In de basis bestaan er 2 soorten, buizen gitaarversterkers en transistor gitaarversterkers. Met ieder hun voor- en nadelen en persoonlijke voorkeuren. Dus het is niet zo dat de een beter is als de ander of zo, ze zijn alleen verschillend.
Een buizen gitaarversterker is opgebouwd met elektronenbuizen. Deze worden reeds vanaf het begin, dat we gitaarversterkers gebruiken, toegepast.
Het typische vintage, warme geluid is nog steevast een favoriet onder veel gitaristen.
Een transistor gitaarversterker maakt gebruik van halfgeleider componenten.
Wanneer je effecten gebruikt, kunnen deze ook nogal verschillend klinken bij het gebruik van een transistor- of buizenversterker. Let dus vooral op waar je bepaalde effecten welke soort versterker gebruikt. Dit is niet altijd makkelijk, ik weet het, maar wel goed om van te voren te bedenken.
Amerikaanse versterkers, zoals Fender, hebben weinig compressie en “mid range”. Dit soort versterkers hebben bijvoorbeeld vaak Overdrive en Distortion pedalen nodig met veel “mid range” en compressie. De “Tube Screamer” van Ibanez bijvoorbeeld.
Britse versterkers, daarentegen, zoals Marshall hebben meer compressie en “mid range”. Deze versterkers aarden weer beter met effectpedalen met minder compressie en “mid range”, zoals de “Big muff” en de Boss BD2.
Voor thuis hebben we niet veel vermogen nodig. In een huiskamer of slaapkamer klinkt het al snel te luid. Er is genoeg keuze, en wanner je het heel simpel wil houden en je wilt er een met effecten, een-alles-in -een versterker, zou je voor een hybrideversterker kunnen gaan. In dit artikel vertel ik daar meer over.
Mocht je toch liever een transistor- of een buizenversterker willen hebben, zul je ook het een en ander kunnen vinden.
We willen allemaal, wanneer we elektrische gitaar gaan spelen, de beste, fijnste en het mooiste gitaartoon hebben. We gebruiken dan woorden als; warm, smooth, met veel sustain, enzovoorts. Maar het is niet makkelijk om de toon te bereiken die jij wilt. Vaak worden dan de meest uitgebreide versterkers aangeschaft, maar vergeten dat we ze niet altijd goed gebruiken.
De juiste toon of geluid vinden is een combinatie van veel verschillende zaken. Maar bedenk dat vooral jouw vingers het belangrijkste hierbij zijn.
Om de juiste toon te bereiken is het belangrijk om te weten welk soort apparatuur je gebruikt. Want hoe goed een gitaarversterker ook is, niet alle apparaten werken en klinken goed samen.
Er bestaat echter geen slecht geluid. Wat sommigen zien als “shit” geluid, kan een ander weer zien als een geweldige sound. Sommigen vinden bijvoorbeeld het “Fuzz” effect vreselijk klinken, terwijl anderen het aanbidden zeg maar.
Het belangrijkste frequentiebereik voor een gitaar is het midden “mid range”, oftewel de middenfrequentie. De gitaar zit net als de zang en onze oren in dat midden bereik. Het is dus belangrijk dat je gitaar genoeg midden bereik heeft wanneer je in een band speelt. De lage tonen verdwijnen namelijk al snel achter de bass en de drums. De hoge tonen verdwijnen achter bijvoorbeeld de cymbals van een drummer. Die hoge en lage tonen moeten dus getemd worden en je moet er voor zorgen dat je genoeg, komt ie weer, midden bereik hebt.
Lees ook eens dit blog dat gaat over gitaarversterkers afstellen.
Kabels kunnen een grote rol spelen op het overbrengen van het signaal van je gitaar naar je gitaarversterker, hierbij spelen de kwaliteit en eigenschappen van je kabel een grote rol in.
Als je weet dat op je gitaar de toonregeling (draaipotmeter) jouw toon beïnvloed, dan kun je de gitaarkabel zien als een vaste toonregeling. Met de toonregeling op je gitaar beïnvloed je namelijk je toon, hetgeen door elektronische componenten zoals een regelbare weerstand en condensator wordt gedaan. Draai je toonregeling van je gitaar maar eens helemaal naar links en weer naar rechts. Hierbij hoor je dat je toon sterk verandert, van bijvoorbeeld helder naar dof of andersom.
Je vaste lengte gitaarkabel, van bijvoorbeeld 1 meter, gaat ook aan de helderheid van je toon zitten knagen. Alleen is deze niet instelbaar en des te langer de kabel is, des te meer zal hij deze toon beïnvloeden. Hierbij zullen de hogere tonen, wanneer je je volume potmeter omlaag draait, onderdrukt gaan worden.
Volgens een onderzoek is aangetoond, dat de onderdrukking van de hoge tonen afhankelijk is van je volumeregeling op je gitaar (bijvoorbeeld van 0-250kohm). Verder hebben we daarbij ook te maken met een bepaalde capaciteit in de kabel, die wordt uitgedrukt in nF (nano Farad) of pF (pico Farad). Iedere kabel heeft te maken met deze capaciteit.
In principe wil je dat je toon zo min mogelijk wordt beïnvloed. Tenslotte moet je kabel dienen als een signaal overdrager, en niet als een toonregelaar.
De grootte capaciteit in je gitaarkabel is afhankelijk van de lengte. Iedere kabel heeft een bepaalde capaciteit, die je zo laag mogelijk wilt houden aangezien deze je toon beïnvloedt. Deze capaciteit wordt groter als de lengte van je kabel groter wordt. En des te groter deze capaciteit in je kabel wordt, des te meer zal een deel van je hoge tonen onderdrukt worden en dus verloren gaan.
Zo kun je stellen dat bijvoorbeeld een kabel van 1m met een capaciteit van 330pF bij 10 meter 3300pF is, oftewel 3,3nF. Waarbij een gitaarkabel van 330pF trouwens niet zo’n goede kabel is. Want over het algemeen kun je stellen dat een gitaarkabel van rond de 53pF/m (53pF per meter) een goede kabel is.
Wanneer de grootte van de uitgangsimpedantie, in ons geval de gitaaruitgang, een impedantie heeft van 250kOhm (als voorbeeld) heb je het maximale volume. Wanneer je nu het volume omlaag draait (de impedantie wordt omlaag gedraaid richting 0Ohm), dan zal dit als gevolg hebben dat de tonen lager worden, en waarschijnlijk iets storingsgevoeliger voor zijn omgeving.
Nu gaan we er even vanuit dat de ingangsimpedantie, dit kan de ingang van een gitaarversterker of een effectpedaal zijn, ook 250KOhm is. Vervolgens sluiten we een meter goede gitaarkabel van 53pF aan. Hierbij blijkt dat de demping rond een bepaalde frequentie erg laag is.
Gebruiken we een kabel van 10m, dan wordt de capaciteit in de kabel 530pF groter en de hoge tonen zullen nog meer onderdrukt worden.
Wanneer nu de potmeter van de gitaar (uitgangsimpedantie) omlaag wordt gedraaid, betekent dat dat de tonen lager zullen zijn en meer storingsgevoelig voor omgevingssignalen. Echter we zien dan dat er een versterking plaats vind op alle frequenties. Wat in zou houden dat de uitgangsimpedantie van je gitaar lager zou moeten zijn omdat je dan geen last zou hoeven hebben van een te lange kabel.
Dit is echter “Not done”, aangezien je dan te weinig volume uit je gitaar haalt.
Wanneer nu de ingangsimpedantie van een transistorversterker wordt genomen, waarbij de ingangsimpedantie bijvoorbeeld 50kOhm is, dan verliezen we veel aan volume. Wordt de ingangsimpedantie van een buizenversterker genomen, waarbij de ingangsimpedantie 10MOhm is, dan zien we ook dat daar de hogere frequenties (tonen) worden afgezwakt.
We kunnen dus uit bovenstaande verhaal concluderen, dat het belangrijk is om een zo kort mogelijke kabel te gebruiken voor de minste verliezen. Verder is het ook belangrijk, wanneer je toch langere kabel wilt gebruiken, dit met goede kwaliteit gitaarkabel moet doen. Het liefste met een waarde van kleiner dan 100pF/m.
Gebruik daarbij een zo dik mogelijke kabel, want die zou de laagste pF/m moeten hebben. Maar pas op, sommige kabel kan zo dik zijn, doordat er een dikkere rubber mantel gebruikt is, maar inwendig nog dun is van constructie (weinig of geen zuivere koper per meter) waardoor hij een hoge pF/m heeft. Zeer goede gitaarkabel heeft een capaciteit van 53pF/m, terwijl de slechte kabel vanaf 300pF/m begint.
Wat zou het fijn zijn als je voor je zelf je gitaarkabel kon controleren of deze goed genoeg is voor jouw opstelling. Wanneer je het voorgaande hebt gelezen, heb je kunnen zien dat dit afhankelijk is van 2 belangrijke dingen:
Met bovenstaande meter kun je beide metingen doen. Dus zowel een ohmse metingen als een capacitieve meting.
Deze meting doe je door aan de uiteindes van de kabel te meten. Zet je meter hiervoor op weerstand meten, meestal staat daar een Ω-teken. Wanneer je nu de waarde afleest, moet deze zoveel mogelijk 0Ohm aangeven, of in ieder geval daar niet zo ver vandaan.
Deze meting doe je door aan een kant van de kabel of jackplug je meetpennen te plaatsen. Zet je meter daarvoor in de stand om capaciteit te kunnen meten en op het picoFarad (pF) bereik, zodat je de meest nauwkeurige waarde kunt aflezen.
Nu weten we dat we meer volume uit de gitaar kunnen halen, door de inwendige weerstand (ingangsimpedantie) zo hoog mogelijk te belasten met een hoge ingangsimpedantie van een gitaarversterker of effectpedalen. Maar aangezien de gitaarkabel altijd een bepaalde capaciteit heeft van zoveel pF/m, zouden we eigenlijk vanaf het begin al uit moeten kunnen gaan met een zo laag mogelijke uitgangsimpedantie van je gitaar.
Dit is echter heel krom, zoals we eerder zagen, maar kan wel opgelost worden. Een oplossing is het plaatsen van een gitaarbuffer pedaal. Aangezien je je gitaar niet altijd direct in een gitaarversterker steekt, en daar nog een hoop elektronica, zoals effectpedalen, tussen kan staan.
Zo’n gitaarbuffer heeft een hoge ingangsimpedantie, van meer dan 1MOhm, en een lage uitgangsimpedantie van 1kOhm. Wanneer je nu onze lange kabel aansluit op die 1kOhm van de buffer pedaal, en op het einde de kabel aansluit op de versterker, zien we dat het signaal verbetert is. Door de lage impedantie is het signaal minder gevoelig voor storingen die via de gitaarkabel binnen zouden komen op de ingang van de versterker.
Door gebruik te maken van een gitaarbuffer pedaal in je pedalboard opstelling, kan je signaal geholpen worden helder en sterk te blijven. Vooral als je lange kabels en/of veel effectpedalen gebruikt.
Plaats je buffer pedaal bij voorkeur aan het begin van je effectenketen. Dit zorgt er voor dat het signaal versterkt en geoptimaliseerd wordt voordat het door de lange kabels en effecten heen gaat.
Alhoewel gitaarbuffers een belangrijke rol kunnen spelen bij het behouden van je heldere, dynamische toon, worden ze in veel effecten niet ingebouwd. Een reden kan ook zijn, wat ik al eerder vermeldde, dat puristen het niet waarderen.
Dit kun je uitgebreid lezen in True bypass of liever Buffered pedalen: wat is het verschil?
Ik kom weer even terug op deze 2 klassiekers, niet alleen omdat ze zeer populair en gewild zijn, maar omdat ze in het toonspectrum zo verschillend zijn van elkaar. De Fender heeft over het algemeen meer bass en hoog (treble) dan midden (scoop), terwijl de Marshall meer midden is georiënteerd.
Des te groter en luider een Fender gitaarversterker, des te meer “Headroom”. Dus met minder compressie heeft deze versterker een hoog volume nodig om over te gaan op distortion of overdrive. Het geluid wordt heel open en dun, wat je nu net niet wilt hebben wanneer je met een overstuurd signaal wilt spelen.
Voeg hier een Fuzz effect aan toe, en het klinkt knarsend en knijpend (als je even vergeet dat ik zei dat er geen slecht geluid bestaat!). Er is geen compressie om die “Fuzz” te laten functioneren, waardoor je een waardeloos gitaargeluid krijgt.
Dit betekent niet dat er iets fout is, maar betekent gewoon dat ze niet samen gaan. Want dit zijn de momenten dat men denkt, deze pedaal is defect. In principe is het dus zo, hoe meer open en ongecomprimeerd de versterker is, des te minder dit soort pedalen floreren.
Dit soort versterkers zijn vooral goed met cleane tonen, dus bijvoorbeeld genres als Jazz, blues. Maar pas op, dit is wel algemeen bedoeld voor Fender versterkers. Fender heeft inmiddels vele versterkers uitgebracht, waarbij niet alle versterkers hetzelfde tonenspectrum zullen vertonen.
Marshall gitaarversterkers hebben in het algemeen weer veel mid range en compressie. Maar let op, ik kan het niet vaak genoeg herhalen, om er ook het volle potentieel uit te halen moet de rest van je “gear” ook kloppen. Wanneer je een bepaald type pick-up (elementen) op je gitaar hebt, zoals de lage output “vintage style” elementen kan het voorkomen dat het bij deze versterker weer wat donker klinkt.
Het is belangrijk om te weten of dat je een bepaalde versterker (head) en een bepaalde cabinet (speakers) wel op mekaar kunt en mag aansluiten. Je kunt niet zomaar alles op elkaar aansluiten, het is namelijk belangrijk dat ze qua impedantie matchen (matching). Wanneer dit namelijk niet is, kan dit schade toebrengen aan je speakers en/of versterker en impact hebben op de geluidskwaliteit.
Hier zit er ook verschil tussen een transistorversterker Head en een buizenversterker Head. Wanneer je bij een transistorversterker een 4Ω speaker aansluit en de versterkeruitgang impedantie is 8Ω, wil de versterker 2x zoveel vermogen leveren. Je versterker raakt oververhit en gaat waarschijnlijk stuk wanneer er geen beveiliging in het circuit zit. Wanneer je een 8Ω speaker hebt en een versterkeruitgang impedantie van 4Ω, dan kan de versterker zijn vermogen niet leveren, maar gaat nog niet stuk. Geen speaker aansluiten op een transistorversterker kan geen kwaad!
Dit is echter anders bij een buizenversterker, er zit namelijk een transformator tussen de eindbuizen en de speaker. Wanneer nu de speaker impedantie te laag is, zal de spanning over de eindbuizen dalen, en gaan niet kapot. Fijn vind de versterker het zeker niet, omdat weer niet het maximale vermogen behaald kan worden. Echter wanneer je nu een te hoge impedantie aan speakerzijde aansluit op de versterker, stijgt de spanning over de buizen juist en de transformator, en kunnen dan wel stuk gaan. Een buizenversterker is daarbij ook gevoelig als je helemaal geen speakers aansluit en een open uitgang wanneer deze aan staat. Bij veel buizenversterkers heb je wel, wanneer je een stereo buizenversterker hebt, twee schakelaar waarmee je het circuit loskoppelt van de uitgang om juist de buizen te beschermen.
Voor beide types versterker geldt: impedantie versterker = impedantie speaker cabinet. Hiermee krijg je de beste geluidskwaliteit en geen defecte onderdelen.
De weerstand (R) die wij gewend zijn, geldt voor gelijkstroom. Die weerstand kun je makkelijk meten met een multimeter. Hierbij wordt gesproken over passieve componenten. Die is makkelijk te meten met een multimeter, waarna stroom en spanning makkelijk te berekenen zijn door de formule U=I*R te gebruiken, waarbij R (weerstand) een constante is. De eenheid van weerstand (R) drukken we uit in Ω (ohm).
Impedantie is echter een ander verhaal, die kun je niet zo makkelijk meten als een “gewone” weerstand. Impedantie is namelijk afhankelijk van meerdere factoren, de frequentie van het wisselstroomsignaal bijvoorbeeld. De impedantie is voor de Head en het speakercabinet een belangrijke factor daar waar het gaat om de stroom die door het circuit loopt. Wanneer de impedantie niet overeen stemt, kunnen er te grote stromen gaan lopen wat oververhitting kan veroorzaken. Bij dit soort weerstanden spreken we over actieve componenten, waarbij de impedantie ook in Ω (ohm) wordt uitgedrukt. Het symbool dat gebruikt wordt is “Z”.
Zo gauw als er spoelen bij komen kijken in een wisselstroomcircuit, en een speaker is gemaakt van een spoel, krijgen we te maken met zelfinductie. Spoelen veroorzaken zelfinductie door de windingen om een bepaalde kern, waardoor faseverschuiving ontstaat tussen spanning en stroom. De stroom ijlt hierbij na, en veroorzaken hierdoor complexere situaties als bij gelijkstroom of een “normale” weerstand. In het onderste plaatje is dit duidelijk te zien hoe het wisselstroomsignaal na ijlt op de spanning bij inductie (middelste plaatje).
Bij condensatoren is dat net andersom, maar daar hebben we bij speakers niet zo veel mee van doen. Lees hiervoor mijn eerder geschreven blog gitaarkabels.
Impedantie kun je meten, maar niet met een gewone multimeter. Deze meter moet beschikken over een impedantiefunctie, die functie heeft een simpele multimeter niet!
Bij het meten van een circuit is het verder belangrijk om de frequentie te kennen voor het bepalen van de impedantie. Voor gitaarversterkers wordt meestal een frequentie van 1 kHz aangehouden om de impedantie te meten.
Wanneer een speaker doorgemeten moet worden, is het belangrijk om deze los te koppelen van de versterker.
Je speaker cabinet is in principe een grote weerstand, maar ook een grote spoel. Veel voorkomende impedanties voor speakers zijn 4, 8 en 16Ω. Houdt altijd rekening welke impedantie je speaker(s) hebben, voordat je hem op een Head aansluit. Zoals eerder gezegd, je kunt dit niet met een simpele multimeter meten. Deze waarde kun je gelukkig meestal op de achterkant van een cabinet aflezen.
Hierbij moet je allereerst rekening houden met de uitgangsimpedantie van je versterker. Is deze bijvoorbeeld 8Ω, dan moeten de speakers samen, of ze nu in serie of parallel geschakeld staan, gezamenlijk 8Ω bedragen.
Wanneer je 4 identieke speakers in serie zet, kun je het vermogen van die 4 vermenigvuldigen met het vermogen van een enkele speaker. Hierbij moet je wel erop letten dat je de (-) van de eerste op de (+) van de volgende aansluit. Wanneer je dit verkeerd doet, ontstaat er een faseverschuiving waarbij de kegel van de ene speaker naar voren duwt terwijl de andere speaker juist naar achteren trekt. Dit gaat ten koste van je geluidskwaliteit.
Wat de impedantie betreft, geldt voor deze 4 speakers; Ztot = Z1 + Z2 + Z3 + Z4. Bijvoorbeeld bij speakers van 4Ω is dat totaal 16Ω.
Wanneer je speakers parallel schakelt, moet je er op letten dat alle (+) bij elkaar zitten en alle (-) bij elkaar. Ook hierbij is het vermogen dan te vermenigvuldigen met het vermogen van een enkele speaker.
Wat impedantie betreft is dit echter heel anders als bij een serieschakeling. De impedantie bereken je nu als volgt: 1/Ztot = 1/Z1 + 1/Z2 + 1/Z3 +1/Z4. Hierbij is Z1, Z2, Z3 en Z4 de impedantie van iedere speaker afzonderlijk. Je ziet dat hierbij de impedantie halveert en je dus goed rekening moet houden hoe je met meerdere speakers om moet gaan om de juiste impedantie te bereiken.
Dan bestaat er ook nog zoiets als een combinatie van serie- en parallelschakeling. Dit kun je doen om bijvoorbeeld de ideale impedantie bereiken. Afhankelijk van al je speakers die je in een cabinet wilt samen voegen, moet je het zo uitkienen dat je op de gewenste impedantie uitkomt die matched met de uitgangimpedantie van je versterker.
Los van het feit of we spreken over een buizen- of transistorversterker en afhankelijk van het probleem, is dit een taak waar enige ervaring en kennis voor nodig is. Enkele eenvoudige dingen kun je wel doen, dit is bijvoorbeeld:
Wanneer je niet zeker bent van je zaak, zoek dan professionele hulp. Waar ik goede ervaringen mee heb is Dick Roemermann. Dick is een ervaren, gekwalificeerde technicus en kan je helpen met je probleem met de gitaarversterker. Ook met je buizenversterker kun je bij hem terecht.